Nadeelcompensatie

Het begrip planschade uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat niet in de Omgevingswet. De planschaderegeling is onderdeel van de regeling nadeelcompensatie. Tussen de planschaderegeling en de regeling nadeelcompensatie bestaan belangrijke verschillen. Voor schadeveroorzakende besluiten of handelingen voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt overgangsrecht.

Regeling nadeelcompensatie aanvulling op Awb

 

De regeling nadeelcompensatie uit de Omgevingswet is een aanvulling op de regels in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze treedt uiterlijk tegelijk in werking met de Omgevingswet.

De schadeveroorzakende besluiten wijken af

Belangrijke aanvullende schadeveroorzakende besluiten onder de Omgevingswet zijn:

  • maatwerkvoorschrift
  • toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen
  • binnenplanse omgevingsvergunning
  • activiteiten die rechtstreeks toegestaan zijn in het omgevingsplan
  • regels uit de waterschapsverordening, zoals een peilbesluit

De schadeveroorzakende besluiten staan in artikel 15.1, eerste lid Omgevingswet.

Binnenplanse omgevingsvergunning als schadeveroorzakend besluit

Is voor een activiteit een omgevingsvergunning nodig, dan is de binnenplanse omgevingsvergunning het schadeveroorzakend besluit. Dus niet het omgevingsplan. Dit geldt ook voor een omgevingsvergunning in de omgevingsverordening en de waterschapsverordening. Is dus een omgevingsvergunning vereist, dan is deze vergunning het schadeveroorzakend besluit en niet de verordening. Dit regelt artikel 15.1, tweede lid Omgevingswet.

Verleggen schademoment voor indirecte schade

Indirecte schade kan worden verhaald op het moment:

  • van inwerkingtreding van het schadeveroorzakend besluit, of
  • dat het bevoegd gezag kennis heeft gegeven van een melding of informatie, of
  • van de start van de activiteit (bij vergunningvrij)

Onder de Wro geldt dat een verzoek tot planschade kan worden ingediend als het schadeveroorzakend besluit onherroepelijk is.

Tijdstip bepalen hoogte van de indirecte schade

Een waardevergelijking van de onroerende zaak bepaalt de hoogte van de indirecte schade. Of de schadeveroorzakende activiteit vergunningplichtig, meldingsplichtig of vergunningvrij is, bepaalt het tijdstip van de waardevergelijking.

De waarde wordt hiervoor vergeleken direct voor en direct na het tijdstip dat:

  • het bevoegd gezag het besluit tot verlenen of wijzigen van het schadeveroorzakend besluit heeft meegedeeld, of
  • het bevoegd gezag informatie over de activiteit heeft gegeven, of
  • er is gestart met de activiteit

Onder de Wro wordt de schade beoordeeld op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit.

Onder de Wro is voor het bepalen van de schade de feitelijke situatie niet van belang. Het verschil in planologische mogelijkheden bepaalt de hoogte van de schade. Het nieuwe planologische regime wordt vergeleken met wat maximaal op grond van het oude bestemmingsplan mogelijk was. Zonder erop te letten, of dit echt is gebouwd.

Verjaring

De verjaringstermijn van in beginsel vijf jaar start op de datum:

  • waarop het schadeveroorzakend besluit onherroepelijk was. Dit geldt voor besluiten waartegen beroep open staat (artikel 4.131 tweede lid Awb), of.
  • waarop de aanvrager bekend is geworden met de schade, als er geen beroep kan worden ingesteld.

De aanvraag verjaart in ieder geval twintig jaar, nadat de schade is veroorzaakt (artikel 4.131 eerste lid Awb).

De verjaringstermijn is in de Wro in het algemeen vijf jaar na onherroepelijk worden van het schadeveroorzakend besluit. Dit regelt artikel 6.1 Wro.

Normaal maatschappelijk risico en wettelijk forfait

Het normaal maatschappelijk risico blijft voor rekening van de benadeelde (artikel 4.126 Awb). De regels over het wettelijk forfait wijzigen.

Onder de Omgevingswet is er een vast forfait bij waardedaling van een onroerende zaak van 4%. Dit regelt artikel 15.7 Omgevingswet. Bij directe schade en inkomensschade is er geen wettelijk forfait.

Artikel 6.2 Wro bepaalt een minimum forfait van 2% bij waardedaling van een onroerende zaak. Voor inkomensderving geldt een minimum van 2% van het jaarinkomen.

Voorzienbaarheid van de schade

De schade blijft voor eigen rekening, als de aanvrager het risico van ontstaan van schade heeft aanvaard. Dit regelt artikel 4:126 Awb.

De Omgevingswet voegt hier echter aan toe dat een koper dit risico niet heeft aanvaard als:

  • De aanvrager een woning heeft gekocht na wijziging van het omgevingsplan via consumentenkoop. Artikel 7:2, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek regelt deze consumentenkoop.
  • Het schadeveroorzakend besluit een omgevingsvergunning is, het bevoegd gezag kennis heeft gegeven van informatie of er is gestart met de activiteit.
  • De schade waardevermindering van de onroerende zaak omvat (artikel 15.5 Omgevingswet).

Voorwaarden geen passieve risicoaanvaarding geregeld

In de Omgevingswet staan expliciet de eisen wanneer aan een eigenaar passieve risicoaanvaarding kan worden tegengeworpen. Dit regelt artikel 15.6 Omgevingswet.

Geen specifieke regeling voor procedureverordening

In de Omgevingswet staat geen regeling voor een procedureverordening over nadeelcompensatie. Hiervoor bestaan de eigen autonome verordenende bevoegdheden. De gemeente kan procedurebepalingen in een verordening en/of in het omgevingsplan regelen. Als de gemeente kiest voor regels in het omgevingsplan en verordening, moeten de regels goed op elkaar worden afgestemd. De regels in het omgevingsplan gelden alleen voor de schadeveroorzakende besluiten in de Omgevingswet. De regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving, zoals de Awb.

Overgangsrecht

Voor schadeveroorzakende besluiten of handelingen voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt het oude recht. Het oude recht geldt maximaal 5 jaar (artikel 4.17 Invoeringswet).

Uitzondering voor besluit gestart voor inwerkingtreding

Op de algemene regel van 5 jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn uitzonderingen. Dit regelen artikelen 4.17 tot en met 4.21 Invoeringswet.

Voor schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wro geldt dat de termijn van 5 jaar start bij het nemen van het besluit als:

  • de procedure voor het besluit is gestart voor de inwerkingtreding en
  • de procedure is afgerond na inwerkingtreding van de Omgevingswet